Netwerkproblemen oplossen
Controleer de volgende items om na te gaan of de printer communiceert met het netwerk. Druk
voordat u begint een configuratiepagina af. Zie
Informatiepagina's afdrukken op pagina 72
.
1.
Zijn er fysieke verbindingsproblemen tussen het werkstation of de bestandsserver en het
apparaat?
Controleer of de netwerkbekabeling, aansluitingen en routerconfiguraties juist zijn. Controleer of
de lengte van de netwerkkabel voldoet aan de specificaties van het netwerk.
2.
Zijn de netwerkkabels goed aangesloten?
Controleer of het apparaat via de juiste poort en kabel is aangesloten op het netwerk. Controleer
alle kabelaansluitingen en kijk of deze stevig vastzitten op de juiste plek. Als het probleem
hiermee niet is verholpen, probeert u een andere kabel of poorten op de hub of transceiver. Aan
de achterzijde van het apparaat, naast de poortaansluiting, dienen twee lampjes te branden:
oranje geeft activiteit aan, groen de koppelingsstatus.
3.
Zijn de instellingen voor koppelingssnelheid en duplex correct?
Hewlett-Packard adviseert deze instelling in de automatische modus te laten (de
standaardinstelling). Zie
Verbindingssnelheid instellen op pagina 45
.
4.
Kunt u het apparaat pingen?
Op de opdrachtregel van uw computer kunt u het apparaat pingen. Bijvoorbeeld:
ping 192.168.45.39
Controleer of de round trip-tijd voor de ping wordt weergegeven.
Als u het apparaat kunt pingen, controleert u of het IP-adres voor het apparaat juist is
geconfigureerd op de computer. Als het IP-adres juist is geconfigureerd, verwijdert u het
apparaat en voegt u dit opnieuw toe.
Als de ping-opdracht is mislukt, controleert u eerst of de netwerkhubs zijn ingeschakeld en kijkt u
vervolgens of de netwerkinstellingen, het apparaat en de computer alle voor hetzelfde netwerk
zijn geconfigureerd.
5.
Zijn er programma's aan het netwerk toegevoegd?
Controleer of deze programma's compatibel zijn en juist zijn geïnstalleerd met de juiste
printerstuurprogramma's.
128 Hoofdstuk 10 Problemen oplossen
NLWW
6.
Kunnen andere gebruikers wel afdrukken?
Het probleem kan worden veroorzaakt door het werkstation. Controleer de
netwerkstuurprogramma's, printerstuurprogramma's en omleiding (in Novell NetWare) van het
werkstation.
7.
Als andere gebruikers wel kunnen afdrukken, gebruiken ze dan hetzelfde
netwerkbesturingssysteem?
Controleer het systeem en zorg ervoor dat de instellingen van het besturingssysteem correct
zijn.
8.
Is het protocol ingeschakeld?
Controleer de status van het protocol op de configuratiepagina. U kunt u tevens de
geïntegreerde webserver gebruiken om de status van andere protocollen te controleren. Zie
Geïntegreerde webserver op pagina 79
.
9.
Wordt het apparaat weergegeven in HP Web Jetadmin of een ander beheerprogramma?
●
Controleer de netwerkinstellingen op de netwerkconfiguratiepagina.
●
Bevestig de netwerkinstellingen voor het apparaat via het bedieningspaneel van het
apparaat (voor producten met een bedieningspaneel).
NLWW
Verbindingsproblemen oplossen 129